C jaar

Deze site is een tijdelijke oplossing om de preken van Marcel bereikbaar te maken. Klik op een link, om de desbetreffende preek te lezen. Sorry, de opmaak van de preken is nog niet overal in orde.
Indien u de preek op een klein scherm wil lezen, komt de preek niet naast, maar onder de reeks linken. U zal dus naar beneden moeten scrollen.

GOEDE VRIJDAG 1998.

Zusters en Broeders,

Tussen 1885 en 1895 heeft James Ensor een reeks tekeningen en gravures gemaakt, waarop de gekruisigde Christus staat afgebeeld. Het meest opvallende daarbij is, dat hij op elk van die werken Christus heeft voorgesteld als belegerd en bestookt door vijandige machten. Hij noemt ze: demonen. De reeks kreeg als titel mee: "Le Christ tourmenté par les démons" : Christus, gekweld door de demonen.
Ensor heeft hier iets uitgebeeld dat je in de evangelies terugvindt. In verband met Jezus' lijden en dood wordt daar ook gesproken over duistere, vijandige machten.
Als Jezus wordt gevangen genomen bv. zegt hij tot de hogepriester, de bevelhebbers van de tempelwacht en de oudsten van het volk : "Als tegen een rover zijn jullie er op uitgetrokken met zwaarden en met stokken om mij gevangen te nemen. Ik was nochtans elke dag bij u in de tempel. Toen heeft niemand van u een hand naar mij uitgestoken. Maar dit is uw uur en uw macht is die van de duisternis. (Luc. 22:52-53)
En als Jezus is gestorven aan het kruis, zegt de evangelist -en dat is symbolisch bedoeld : 'Het werd toen donker, midden op de dag, drie uur lang'. (Luc. :23:44)Als Petrus later, in de Handelingen der Apostelen, op de gebeurtenissen terugblikt komt hij daarop terug, op die duistere machten. Hij zegt dan: 'In deze stad hebben ze met elkander samengespannen tegen Jezus: Herodes en Pontius Pilatus, joden en heidenen'. (Hand. 4:27)
Er
zit iets vreemds in het samengaan van deze mensen: Want vrienden waren het niet. Herodes en Pontius Pilatus niet, de joden en de heidenen niet.
Hoe hebben ze elkaar dan toch gevonden? Wat heeft hen samengebracht in dit 'monsterverbond'? Wat hadden ze toch tegen hem? Waarom moest hij zo nodig uit de weg worden geruimd?

Om daar zicht op te krijgen denk ik dat we eigenlijk twee vragen moeten stellen.
De eerste vraag is: Wat heeft Jezus van Nazareth bezield? En de tweede: Wat zat daar nu in dat hem zo gevaarlijk maakte, zo gehaat ?

1.            Om te beginnen dus: Wat bezielde hem?
Zoals wij die vraag nu formuleren, heeft niemand ze aan hem gesteld. Zij vroegen zoiets niet op de man af. Ze goten zo'n vraag in een andere vorm.
Ze vroegen dat zo "Meester, wat is volgens u het grootste en het eerste gebod?"
Zijn antwoord daarop is bekend. Hij zei: "Bemin de Heer uw God met heel uw hart, met heel uw ziel, en met al uw krachten. En het tweede gebod is daaraan gelijk: Bemin uw naaste als u zelf. Aan die twee geboden hangt al het andere vast: de Wet en de Profeten". (Marc. 12:28).
Die vraag was misschien theoretisch, maar zijn antwoord was·dat niet. Niet voor hem. Het was iets wat zijn hele leven heeft gedragen en geïnspireerd.
Liefde dus. 'Liefde tot God'. Liefde voor de mens naast hem.
Nu is het in deze cultuur erg moeilijk geworden om over liefde te praten. Het is zo'n erg beduimeld woord, het is zo vaak gebruikt en misbruikt. Het heeft iets klefs. Het klinkt zo makkelijk sentimenteel. Je kunt er allergisch voor worden.
Maar in een interview op de radio,vin de reeks 'Vriend en vijand' heb ik het de taalkundige Eugène Berode eens zonder enig pathos haar als volgt horen omschrijven: "Liefde is de bereidheid om alles te doen voor een ander. De dood incluis".
Hoe heeft Jezus van Nazareth dat in zijn leven gedaan? Hoe heeft hij dat ingevuld ?
Dat begint bij hem zo: Al onmiddellijk na zijn doopsel door Johannes gaat hij naar mensen toe. Johannes deed dat niet. Die liet mensen naar hem toekomen. Jezus gaat de mensen opzoeken, in hun steden en in hun dorpen. Zijn eerste symbool, heeft men wel gezegd is niet het kruis. Zijn eerste symbool zijn een paar sandalen.
De mensen waar hij het eerst op afgaat zijn zij die altijd worden overgeslagen. De armen, de zieken, de melaatsen die worden uitgestoten. Hij zoekt ze allemaal op. Hij veracht geen mens. Zacheüs de tollenaar niet. De Samaritaanse vrouw niet, die al aan haar 6e man toe is. Hij veroordeelt niet. Hij neemt de vrouw in bescherming die op overspel is betrapt en die ze willen stenigen: Wet is wet. Maar voor hem is er iets dat boven de wet uitgaat.
Zo heeft hij aan zijn liefde voor mensen en aan Gods mensenliefde een concreet gezicht gegeven.
Is daar iets mis mee? Kan iemand daar iets op tegen hebben? Waarom moest al wat naam en faam had in Israel zich dan tegen hem keren?

2.            Dat is dan de tweede vraag. Wat was dat toch in hem, dat voor al wat macht en invloed had in Israël zo bedreigend was?
Het antwoord komt misschien kort gezegd uiteindelijk hier op neer: Het goede is alleen al door zijn bestaan een kritiek op het kwade.
Het hoeft daar bij wijze van spreken, zelfs zijn mond nog niet voor open te doen. In al wat hij deed en zei heeft hij hen geconfronteerd met een andere wereld. Een wereld waarin dat grootste en eerste gebod inderdaad in het centrum stond. Hij heeft hen op die manier laten zien hoe armzalig hun wereld was.
In hun wereld stond er niets boven de Wet. De goddelijke Wet. Die nog met een hele reeks eigengemaakte wetten en tradities was uitgebreid. Hij confronteert hen nu met een nieuwe wereld, een wereld waarin de Wet belangrijk is en blijft, maar waarin de mens uiteindelijk voorrang heeft. Hij zelf onderhoudt de Wet. Hij onderhoudt de sabbathsrust bv. Maar als een zieke mens naar hem toekomt, zal hij die genezen, ook op de sabbath. Omdat zijn God meer om mensen dan om wetten bekommerd is.
In hun wereld is er een scherpe scheiding tussen goeden en slechten, rechtvaardigen en zondaars. De rechtvaardigen, daar horen zij zelf bij. Rechtvaardigen hebben geen contact met zondaars. Want wie met pek omgaat wordt er mee besmet. En God staat aan hun kant, aan de kant van de rechtvaardigen. Waar zou Hij anders moeten staan?
Hij gaat daar radicaal tegenin. Hij is overal te vinden waar hij niet moest zijn. En hij zegt daarbij: Voor de rechtvaardigen ben ik niet gekomen. ( Matt. 15:7) Hij verkondigt een God die meer vreugde beleeft aan één zondaar die zich bekeert dan aan 99 rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben. (Luc. 15:7) Hij tekent een beeld van God: die is als een vader, die elke dag gaat kijken of zijn verloren zoon nog niet terugkomt. (Luc. 15:20)
Hij confronteert hen met een andere wereld en met een andere visie op God.
In hun wereld staat een man ver boven een vrouw. Zij kennen een gebed waarin ze zeggen: "God, ik dank U dat Gij mij niet hebt laten geboren worden als een heiden, en ook niet als een vrouw."
Hij neemt het voor vrouwen op. Hij spreekt niet alleen met een vrouw in het openbaar, en dan nog wel met een Samaritaanse -geen rabbi zou het ooit in zijn hoofd halen- maar Hij neemt zelfs vrouwen op onder zijn leerlingen. Dat kan voor hen helemaal niet. En als ze hem vragen stellen over huwelijk en echtscheiding, kent hij aan vrouwen dezelfde rechten toe als aan mannen. Dat gaat zelfs voor zijn eigen leerlingen te ver. Die reageren er op: Als het zo zit, is het voor een man maar beter om er niet aan te beginnen (Matt. 19:10)
In hun wereld tellen vooral de uiterlijke daden, de prestaties. Maar hij zegt hen dat God niet kijkt naar de buitenkant. Hij kijkt naar de bedoelingen van het hart (I Sam. 16:7)
Hij gaat nog verder: Hij laat zien wat er allemaal achter die uiterlijke daden, achter die rituele reinheid en die wetgetrouwheid schuil kan gaan. Hij legt hun huichelarij bloot en hun hebzucht, hun jacht op ereplaatsen, hun geveinsde godsdienstigheid. Hij neemt het oude woord van de profeet Jesaja weer op: 'Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij'. (Matt. 15:8) Het is eigenlijk niet zo'n wonder dat ze hem zijn gaan haten. De duistere krachten, de demonen, die sluimeren in elke mens, zijn in hen wakker geschoten. Jalousie, gekrenkte trots, heerszucht en wraakgevoelens. Die demonen hebben zich op Jezus van Nazareth gestort. Ze zijn begonnen met hem frontaal aan te vallen. Dan hebben ze getracht hem te vangen met strikvragen. Ze hebben geprobeerd hem belachelijk te maken. Ze hebben mensen bedreigd met verbanning uit de synagoge, als ze hem zouden volgen. (Joh. 9:22) Toen dat allemaal niet hielp, hebben ze er korte metten mee gemaakt.
Eén van zijn leerlingen was bereid het spel mee te spelen. Voor geld natuurlijk. Er zijn valse getuigen aan te pas gekomen. Die kun je ook kopen. Ze hebben Pilatus, hun gezworen vijand voor hun kar gespannen. Herodes is er ook nog bij gesleept.
'Le Crist tourmenté par les démons'
: ze hebben zich op hem gestort al die vijandige krachten. Ze hebben hem niet alleen gevangen en gefolterd en laten veroordelen: ze hebben hem ook uitgestoten. Weg uit hun stad -Hij sterft op een heuvel buiten Jerusalem. Weg uit hun gemeenschap: hij sterft met twee moordenaars als compagnie. Weg uit hun eigen strafrecht: hij sterft de dood die heidenen, die Romeinen opleggen: de kruisdood. Ze staan er bij, ze kijken er naar, ze spotten met hem. Ziezo, daar hebben we geen last meer van.

Heeft de duisternis dus gewonnen?
Een mens die in het leven al wat langer heeft rondgekeken zegt misschien: Ach, de duisternis wint altijd. De macht van het kwaad: Kom ons daar nog iets over vertellen, na al wat we de laatste jaren in België hebben beleefd. En dan hebben we het nog niet eens over Ruanda en Bosnië.
1.           
Ensor heeft die nacht van het kwaad gezien en uitgebeeld. Maar hij heeft er wel nog iets aan toegevoegd.
Vanuit de verte, van over de horizon komt er op dat werk van hem een helder licht opzetten. Een licht dat de verslagen Christus al heeft bereikt. Een licht dat de duisternis al aan het verdrijven is.
2.           
De duisternis heeft op deze gravure uiteindelijk niet de overhand. Ook daarin zit hij dicht bij het evangelie.
In het evangelie van Johannes, dat wij inde voorbije Kerstnacht hebben gelezen, staat er geschreven: 'De duisternis heeft het licht niet overmeesterd'. (Joh. 1:5)
Je kunt een mens opruimen. Dat is niet eens zo moeilijk. Maar je kunt het licht niet doven -het licht dat in hem brandt.
Want dat licht komt ergens anders vandaan. Vanuit de verte of de diepte van ons bestaan. En zelfs van over ons bestaan. Het is afkomstig van Hem die de bron is van het licht. Van Hem van wie er is gezegd: God is licht, en er is in Hem geen duisternis. (I Joh. 1:5) Dat licht is een andere naam voor de liefde. Zoals er gezegd is: God is licht, zo staat er ook: God is liefde. (I Joh. 4:8) En: wie liefheeft is uit God.
Liefde is iets dat zich in Jezus van Nazareth heeft geopenbaard. Liefde is de weg die hij is gegaan. En na hem, in zijn spoor, gingen ook andere mensen die weg, alle tijden door, tot op vandaag. Vorig jaar bv stierf Griet Bosmans. Ze was directrice van een normaalschool in Ruanda. Ze weigerde kinderen te verdelen in Hutu's en in Tutsi's. Ze is samen met 21 kinderen op 28 april 1997 vermoord.
Of die 7 Trappisten, die er voor gekozen hadden om in Algerije te blijven, als getuigen van een liefde die niet wijkt, voor geen macht, voor geen mens. Of Pierre Claverie, de bisschop van Oran, die trouw wou blijven aan zijn mensen, aan christenen en aan Moslims. En die samen met zij chauffeur op 1 augustus 1996 is omgebracht.
Het kwaad is oppermachtig. Het is in staat om alles te vernielen. Maar niet de liefde. Het kwaad is oppermachtig. Maar het heeft niet het laatste woord.
Het laatste woord is aan het licht.

 

Marcel Heyndrikx SVD

afbeelding zie www.artvalue.comg

© Marcel Heyndrikx - Iedereen mag deze preken en teksten gebruiken mits ze vrij en gratis voor iedereen toegankelijk blijven.